Als ik vanuit de metro boven de grond kom op de kruising van de 207th Street en 10th Avenue, word ik verwelkomd met lichtvoetige salsamuziek. Ik bevind me midden in de winkelstraten van Inwood. Op straat verkopen mensen op tafels oude gereedschappen, sieraden en boeken. De winkels worden afgewisseld met kleine eetgelegenheden die vooral Dominicaanse gerechten serveren.
Inhoud
Kennismaking met de wijk Inwood
Inwood is lang een landbouwgebied geweest. Pas toen de eerste metrolijn het gebied in 1906 bereikte, begonnen ontwikkelaars hier landbouwgrond te kopen voor de bouw van woningen. Daarvoor woonden in het noordelijkste puntje van Manhattan vooral boeren.
Aan het begin van de 17de eeuw tot eind 18de eeuw werd in dit gebied ook steen gemijnd voor de bouw van woningen. Inwood is namelijk rijk aan zacht, wit gesteente. Een gesteente dat helaas snel erodeert. Daarom ging men later over op andere steensoorten, afkomstig uit andere delen van de Verenigde Staten. In Inwood Hill park kun je nog goed zien hoe rotsachtig en heuvelachtig dit gebied vroeger moet zijn geweest. Je bezoekt dit park later tijdens deze wandeling.
Omdat de wijk vooral in de jaren 30 tot bloei kwam, vind je hier tal van indrukwekkende Art-decoappartementsgebouwen.
In eerste instantie woonden in Inwood vooral New Yorkers van Ierse afkomst. Er waren Ierse pubs en zelfs een Gaelic voetbalveld. Ook was er een grote Joodse gemeenschap. In de jaren 60 tot 80 verhuisden veel van deze eerste bewoners naar andere wijken in New York, zoals Riverdale en de buitenwijken Queens en Brooklyn. Hun plaats werd overgenomen door voornamelijk Dominicaanse migranten. Daarom dat je nu op straat vooral salsa-muziek hoort.
Samen met andere Spaanssprekende migranten vormen zij in 2020 69% van de totale bevolking in de wijk Inwood. Dat percentage is wel dalende en wordt vervangen door mensen van gemengde afkomst en witte mensen.
Tip: De route van deze wandeling kun je ook vinden op Komoot!
Het oudste huis van Inwood
In Inwood staat nog één gebouw uit de 18de eeuw. Het staat boven op een rots, uitkijkend over Broadway. Dat is de weg die helemaal van Lower Manhattan via Central Park naar het meest noordelijke puntje van Manhattan gaat.
De boerderijwoning bovenop die rots was van William Dyckman. Hij woonde hier in de tweede helft van de 18de eeuw. Rondom zijn huis, gebouwd in Nederlands koloniale stijl, lagen landerijen waarop verschillende producten werden verbouwd.
Zijn grootvader Jan Dykman had de grond gekocht aan het einde van de 17de eeuw. Hij kwam in 1660 vanuit Bentheim in Westfalen naar Manhattan. Hij ontmoette daar Jan Nagel en samen kochten ze grond in wat toen nog Harlem werd genoemd.
Jan bouwde op het land zijn eigen huis en runde vanaf daar de boerderij. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783) moest de familie het huis en de landerijen verlaten. In 1783, na de oorlog, keerden ze terug en bleek veel van hun bezit en boerenland te zijn vernietigd. Zo hadden de Engelsen op hun terrein een groot kampement opgezet met meer dan 60 hutten voor de ingehuurde Duitse soldaten die daar de winters doorbrachten.
Kleinzoon William moest dus na vertrek van de Engelsen, weer helemaal opnieuw beginnen met het boerenbedrijf. Hij bouwde de huidige boerderijwoning aan wat toen een postweg was, nu Broadway.
Deze woning werd 1871 met wat land verkocht om verschillende neven en nichten van een kleine erfenis te kunnen voorzien. De familie zelf was al verhuisd naar een ander, moderner huis op het landgoed.
Dyckman Farmhouse Museum
De voormalige boerderijwoning wisselde een aantal keren van eigenaar, totdat in 1915 Mary Alice Dyckman Dean en Fannie Frederika Dyckman Welch het huis kochten met het plan om er een museum van te maken. Op die manier konden ze niet alleen een stukje familiegeschiedenis bewaren, maar ook een stukje geschiedenis van Inwood.
Op 3 juli 1916 schonken zij het huis met omliggend parkje aan de stad New York. Ze stelden daarbij wel als voorwaarde dat het land en het huis voor altijd als publiek park en museum gebruikt zou worden met als naam ‘The Dyckman House Park’.
Inmiddels is de woning gerestaureerd naar de periode zoals het eruit moet hebben gezien rond 1815-1820. In die tijd woonden 10 mensen in de boerderijwoning, waaronder ook een vrije zwarte vrouw, een vrije zwarte jongen en één mannelijke slaaf.
Bij binnenkomst zie je op de begane grond twee grote salons. Deze werden gebruikt voor een diversiteit aan activiteiten, waaronder het ontvangen van familie en bekenden uit de zakelijke en politieke wereld. In één van de twee kamers hangt een portret van vermoedelijk Dr. Jacob Dykman. Er zijn ook twee slaapkamers op de begane grond en in die periode had het huis vermoedelijk één grote slaapruimte op de eerste verdieping. Daar zijn nu 3 kamers. Eén van de kamers is ingericht als een slaapkamer uit het begin van de 20ste eeuw. Het contrast met de slaapkamer beneden is groot.
Onder het huis was de winterkeuken. De warmte van het vuur in de keuken verwarmde ook de vloeren van de woning erboven. In de zomer werd het te heet om daar te koken en kookte men in een huisje naast het huis. Boven de zomerkeuken is een slaapkamer. Vermoedelijk sliepen daar en in de keuken zelf de huisbedienden.
Bijzondere collectie
In de museumwoning vind je, naast enkele stijlkamers, ook een kleine collectie van archeologische vondsten gedaan door Dean en Reginald Pelham Bolton. Zij hebben voordat de woningbouw daadwerkelijk van start ging, opgravingen gedaan om op die manier iets van de oude geschiedenis van het gebied te bewaren. Verder besteedt het museum gericht aandacht aan het feit dat dit land is afgenomen van de Lenape, de inheemse bewoners, en dat ook op deze boerderij tot slaaf gemaakte mensen werkten.
In de tuin staat nog een voorbeeld van een militaire hut die destijds door de Engelsen is gebouwd op het terrein van de familie Dyckman. Hierin verbleven in de winter de ingehuurde Duitse soldaten uit Hessen.
Inwood park
Achter de boerderijwoning van Dyckman ligt het bijna 80 hectare grote Inwood Hill Park, thuisbasis van Manhattan’s laatste natuurlijke zoutmoeras genaamd Muscota. Het ligt in het meest noordelijke deel van het park waar de Harlem River overgaat in de Spuyten Duyvel Creek, voordat het water in de Hudson rivier stroomt.
Vanuit hier heb je goed zicht op de Henry Hudson Bridge uit 1936 met daarachter de Spuyten Duyvil Bridge, een draaibrug die al vanaf 1849 in werking is als spoorbrug.
In het park bevinden zich grotten die werden gebruikt door de Lenape indianen, voordat de Europeanen kwamen. Ook vind je hier een rots, precies op de plaats waar vroeger een enorme tulpenboom stond. De oudste van New York. Het spreekt dan ook tot de verbeelding dat het hier is geweest dat Henry Hudson voor het eerst kennismaakte met de inheemsen. Volgens het plakkaat op de rots zou de overdracht van Manhattan aan Nederland hier hebben plaatsgevonden. Dat is echter niet 100% zeker.
Feit blijft dat Inwood Hill Park het oudste bos van Manhattan heeft. Wie de trappen naar boven neemt, komt langs enorm grote tulpenbomen die tot hoog in de hemel reiken. Het is er rustig, je hoort de vogels niet alleen zingen, maar ziet ze ook regelmatig op de grond zoeken naar voedsel.
Het enige jammere is dat je toch nog regelmatig een vliegtuig hoort of geruis van auto’s op de achtergrond. Op het hoogste gedeelte van de heuvel heb je wel uitzicht over de Hudson rivier en kijk je naar de overkant, naar New Jersey. Wat je ziet, is vooral bos. Ik vraag mij af of het hier vroeger ook zo heeft uitgezien toen de Nederlanders voor het eerst voet aan wal zetten?
Fort Tryon park
Vanuit Inwood Hill Park maak je gemakkelijk de oversteek naar Tryon Park. Nog zo’n enorm groot park, die haar bestaansrecht heeft te danken aan John D. Rockefeller jr.
Het park is gelegen op een hoge heuvel dat bestaat uit Manhattan Schist. Het is herkenbaar aan haar donkere kleur met glinsterende spikkels erin. De Lenape indianen noemden het gebied Chquaesgeck, de Nederlanders noemden in 1691 deze locatie Lange Bergh
Tijdens de Amerikaanse revolutie, toen het nieuwe Amerika in gevecht was met de Engelsen, vond in dit park de Slag bij Fort Washington plaats. Op 16 november 1776 stonden 2900 Amerikaanse soldaten tegenover 8.000 Duitse soldaten uit Hessen die door de Engelsen waren ingehuurd. Helaas verloren de Amerikanen de slag binnen 2 uur.
De Engelsen gaven toen de locatie haar huidige naam, Fort Tryon. Het werd hun belangrijkste defensieve locatie, totdat zij zich terugtrokken uit Manhattan in 1783. De naam Fort Tryon is gebleven, ondanks dat na de laatste onafhankelijkheidsoorlog veel voormalige koloniale plaatsen werden ontdaan van hun Engelse naam.
In de slag tegen de Engelsen, vocht aan Amerikaanse zijde ook een vrouw mee. Haar naam was Margaret Corbin. Zij was de eerste soldate in het Amerikaanse leger. De zuidingang van het park is daarom naar haar vernoemd.
Ontstaan van Fort Tryon Park
Vanaf 1917 begon de zoon van oliemagnaat en filantroop John D Rockefeller verschillende landgoederen op te kopen voor het opzetten van een natuurpark. Om de uitzichten van Fort Tryon Park te behouden, kocht hij ook het land aan de overkant van de Hudson rivier. Op die manier wilde hij voorkomen dat het gebied aan de overkant ontwikkeld zou worden tot woongebied. Nadat hij alle stukken grond had gekocht, bood hij het park een aantal keren aan de stad New York aan.
Pas bij de derde keer, in juni 1930, werd zijn aanbod geaccepteerd op voorwaarde dat hij voor de aanleg van het park zou betalen. Rockefeller jr. huurde daarvoor de Olmsted Brothers in. Hun vader had in het verleden Central Park ontworpen.
Tussen 1931 en 1935 kreeg het park haar definitieve vorm met onder andere een groot plateau genaamd Linden Terrace en een aangelegde heidetuin.
Rockefeller jr. had in de tussenliggende jaren ook een collectie middeleeuwse kunst gekocht van beeldhouwer George Gray Barnard. Die collectie vulde hij aan met voorwerpen uit zijn eigen collectie, welke hij doneerde aan het Metropolitan Museum of Art in 1926.
Toen Rockefeller jr. het park voor de derde keer aanbood aan de stad New York, eiste hij dat 1.6 hectare vrij werd gehouden voor een filiaal van de Met. Daar moest namelijk de collectie middeleeuwse kunst worden tentoongesteld. Nadat het park was aangelegd, werd het museum gebouwd. Men liet daarvoor delen van vier kloosters uit Europa naar New York overbrengen. Deze werden steen voor steen weer opgebouwd en uiteindelijk samengevoegd tot één gebouw. In 1938 ging het eerste deel van dit bijzondere museum voor het publiek open. Het filiaal van het Met kreeg de naam ‘The Cloisters’.
Turbulente geschiedenis van Tryon Park
Het ging niet altijd goed met Tryon park. De stad New York had in de jaren 80 te maken met een enorm tekort vanwege de financiële crisis. Het park met haar tuinen, bossen en speeltuinen raakte in verval en werd niet meer gebruikt. In 1998 wordt de non-profit organisatie Fort Tryon Park Trust in het leven geroepen. Deze organisatie werft het geld voor het beheer en onderhoud van het park, maar organiseert ook activiteiten zoals yoga en concerten. Een grote groep vrijwilligers helpt bij het onderhoud, vooral in de heidetuin.
Nu wordt het park weer volop gebruikt voor het uitlaten van honden, hardlopen, wandelen en gewoon lekker zitten in het groen. Aan de randen zijn twee speelplaatsen voor kinderen en vanaf Linden terras heb je uitzicht over de rivier terwijl je in de schaduw van enorme iepen zit. De heidetuin is één van de weinig aangelegde en goed onderhouden tuinen van New York, die dag en nacht bezocht kan worden, want rondom Tryon park staat namelijk geen hek. Het park is 24 uur per dag geopend.
Saint Frances Cabrini shrine
Net buiten Fort Tryon Park staat een bijzondere kerk met daarin het lichaam van heilige Frances Cabrini.
Geboren op 15 juli 1850 in Noord-Italië, blijkt Frances Cabrini al op jonge leeftijd grote belangstelling te hebben voor het klooster en dan vooral voor het missionariswerk. Het verhaal gaat dat ze haar poppen al verkleedde als non en met de boot op pad stuurde.
In november 1880 sticht zij met zeven andere vrouwen de Missionary Sisters of the Sacred Heart of Jesus (M.S.C.). Frances neemt de leiding op zich. De zusters focussen zich op het opvangen van wezen en vondelingen. Ze openen binnen vijf jaar zeven tehuizen, een gratis school en kleuterschool in Italië.
Het werk van Frances Cabrini in de VS
In 1887 vraagt Frances Cabrini aan de paus toestemming om haar werk voort te zetten in China. In plaats van naar China, stuurt paus Leo XII haar naar Amerika. Op dat moment was er een grote uittocht gaande van arme Italianen naar dit land. Deze arme migranten konden haar hulp, en die van de kerk, goed gebruiken.
Als ze twee jaar later in New York arriveert, krijgt ze geen warm welkom van de zittende aartsbisschop. Toch zet ze door en richt een vestiging van haar missionarisorganisatie op. Ze begint een weeshuis in West Park en organiseert catechisatie- en schoollessen voor Italiaanse migranten. Uiteindelijk vallen 67 organisaties onder haar verantwoordelijkheid, allemaal helpen ze zieken en armen. Dat gebeurt niet alleen in New York, maar ook in Chicago, Seattle, Los Angeles, Philadelphia en andere steden in de Verenigde Staten.
Daarnaast heeft ze vestigingen in andere Europese landen, en in Latijns-Amerika. Altijd weer weet ze geld, tijd, arbeid en steun te vinden in haar omgeving om door te gaan.
Uiteindelijk overlijdt moeder Cabrini, zoals ze dan wordt genoemd, op 22 december 1917 in Chicago aan de complicaties van malaria. Ze is dan nog maar 67 jaar oud.
Heiligverklaring van Frances Cabrini
Niet lang na haar overlijden begint het proces tot heiligverklaring. In 1946 zijn genoeg wonderen gemeld om haar de status van heilige te geven. Ter voorbereiding op de heiligverklaring wordt haar hoofd naar Rome gebracht en geplaatst in de kapel behorende bij het hoofdkantoor van haar missionaris. Haar hart gaat naar Codogne waar ze de missionaris is begonnen. Een armbot gaat naar de National Shrine of Saint Frances Xavier Cabrini in Chicago, en de rest blijft in New York.
In de Saint Frances Xavier Cabrini Shrine, net buiten Tryon Park, liggen haar restanten onder de hoofdaltaar in een glazen kist. Achter in de kerk staat haar sulley, een open wagen waarmee ze door Manhattan reed. Het staat pal voor een enorm groot raamwerk waarin haar afbeelding is verwerkt.
Vanwege haar werk staat ze bekend als heilige voor migranten. De souvenirwinkel bij de kerk is een bewijs dat er nog regelmatig bezoekers komen om deze heilige te bezoeken.
Je vindt haar ook vereeuwigd als standbeeld in Battery Park, aan de zuidkant van Manhattan. Daar staat ze afgebeeld statig en trots, staand voorin een boot. Op het voetstuk wordt haar levensverhaal in beeld en tekst vertelt.
Afsluiting
Bij deze bijzondere kerk eindigt de wandeling door Inwood. Je kunt vanaf hier de metro nemen naar je volgende bestemming.
Ben je op zoek naar nog meer wandelingen of tips voor bijzondere bezienswaardigheden in New York? Bezoek dan mijn overzichtspagina met al mijn artikelen over New York.
Geef een reactie